DDV 120 jaar

Op 30 augustus 2024 sprak oud-voorzitter Hein Blocks op de club over de historie van DDV. Lees hieronder zijn toespraak.

Wij vieren vandaag dat DDV 120 jaar bestaat. En ik zelf dat Ik daarvan nu precies 50 jaar als lid van onze club heb meegemaakt. Vlak voor het 70 jarig jubileumfeest in het Hiltonhotel in 1974 kwam ik door de ballotage die toen nog bestond. DDV werd officieel opgericht op 26 juni 1904 en is daarmee de op een na oudste club van Amsterdam. Drie weken daarvoor werd Festina opgericht. Misschien is DDV wel ouder dan Festina, want beide clubs bestonden al enige tijd voordat de oprichtingsaktes bij de notaris werden gepasseerd en die data gelden als de officiële oprichtingsdatum. DDV begon als schoolvereniging voor leerlingen van De Derde Vijfjarige HBS op de Mauritskade. Gespeeld werd er op een enkele grasbaan in het Oosterpark. De omstandigheden op deze eerste baan waren verre van ideaal, want op een van de zijlijnen stond een forse boom. In onze naam vinden wij deze afkomst volop terug, zoals het spelen op gras (vandaar ALTC: Amsterdamse Lawn Tennis Club) en DDV: de afkorting van De Derde Vijfjarige. De huidige statutaire naam Desidi Deest Valitudo (de rustende ontbreekt gezondheid of simpel gezegd Rust Roest) is vast van een latere datum, want latijn werd niet onderwezen op een HBS. De vroeger meer gehoorde uitleg van de naam DDV (Door Drank Verenigd) werd ongetwijfeld ingegeven door het clubgebeuren van vroegere jaren waarbij veel leden ook buiten het tennis regelmatig naar het oude Frans Otten kwamen om elkaar daar aan de bar te treffen.

De club verhuisde vanwege ruimtegebrek na een aantal jaren naar het Vondelpark en eind 1928 naar de vorige locatie aan de Stadionstraat, naast het Olympisch Stadion. Daar kreeg DDV de grond van het park in particuliere erfpacht van de NV Olympisch Stadion. Rond het center court werd een forse houten tribune met clubhuis gebouwd. Zo werd in 1929 een echt tennisstadion opgeleverd. Hier werden vanaf dat moment belangrijke wedstrijden van de NLTB (de Nederlandse Lawn Tennis Bond, toen dus nog niet koninklijk) gespeeld, zoals vele Davis Cup ontmoetingen en de Nationale kampioenschappen vanaf 1933 tot en met 1938. De NLTB stelde in 1937 de eis dat het puntige dak van het clubhuis verwijderd moest worden, omdat dit in de middag een schaduw wierp op het center court. En aldus geschiedde. Toch verhuisden de Nationale kampioenschappen vanaf 1939 voor een zeer lange periode (tot en met 1986) naar de Metz-banen in Scheveningen. In de zestiger jaren besloot DDV een moderne indoortennishal met 3 banen en een nieuw clubhuis te bouwen en kreeg Pelikaan Bouw daarvoor de opdracht. Aan dat besluit ging DDV door kostenoverschrijdingen bijna ten gronde.

Om een faillissement te vermijden werd daarom toen besloten ITA BV (Internationale Tennisclub Amsterdam) op te richten om de bouw te kunnen voltooien en daarvoor aan die bv het pachtcontract voor de grond en de rechten en plichten uit de overeenkomst met de aannemer over te dragen. Het benodigde aandelenkapitaal van ITA werd ingebracht door Philips, KNLTB, DDV en een groot aantallen particulieren (voornamelijk leden van DDV). Veruit de grootste kapitaalverstrekker was de NV Philips Gloeilampenfabriek op voorspraak van Henk Goris, de financiële topman van Philips en oud-Daviscup-speler. Goris vond dat deze hal én DDV voor het tennis in Nederland van groot belang waren. Op dat moment was er pas één tennishal in heel Nederland, de kort daarvoor geopende Marijkehal bij de tennisparken aan de Zuidelijke wandelweg, de huidige Zuid-as. Zo werd ITA BV dus de erfpachter en DDV op haar beurt de erfpachter van ITA BV. En kreeg het complex als dank aan Philips de naam Frans Otten Stadion. Frans Otten was van 1939 tot 1961 president-directeur van Philips en een groot sport- en in het bijzonder tennis-liefhebber. En zijn zoon Frans Otten junior was intensief betrokken bij de KNLTB en bij de realisatie van het complex.

Rond 1990 werd de dreigende verplaatsing van het oude Frans Otten een cruciaal issue voor de ITA en voor DDV. Het was al snel duidelijk dat Ger Koopman (toen al de directeur van ITA b.v.) en ik als voorzitter van DDV een zelfde einddoel voor ogen hadden: een ‘eigen park’ en continuïteit voor ITA, Koopman én DDV.

Aan het einde van mijn voorzitterschap eind 1993 waren de gesprekken over een nieuwe locatie en de opzet daarvan nog steeds gaande, maar leek realisatie nabij, omdat de gemeente toen eindelijk de schriftelijke toezegging had gedaan dat het Frans Otten naar het IJsbaanpad zou mogen verhuizen en dat daarbij recht zou bestaan op een nader te bepalen verplaatsingsvergoeding. Het DDV-bestuur vroeg mij bij mijn aftreden als voorzitter om namens de club dit dossier te blijven behandelen. Het proces dat volgde duurde veel langer dan gedacht. Dat kwam omdat bij de gemeente ook andere plannen bleken te bestaan voor het IJsbaanpad-terrein. Zo werd het bestaan van het oude Frans Otten Stadion opgerekt en het reeds jaren afgelopen erfpachtcontract telkens met één jaar verlengd. De toekomst bleef dus onzeker.

Gelukkig was er die eerder gedane toezegging en kwam er uiteindelijk toch groen licht van de gemeente. Zowel voor de plannen voor een nieuw FOS als ook over de hoogte van de verplaatsingsvergoeding. De naam van Dick Lorist mag bij de onderhandelingen over die ruime verplaatsingsvergoeding niet ongenoemd blijven. Na een aantal gesprekken steunde Philips In de zomer van 1997 de door Ger Koopman, DDV en de KNLTB voorgestelde opzet en wees dus het op tafel liggende en voor Philips veel meer opleverende alternatief van een externe commerciële exploitant af. Philips stemde genereus in met overdracht van haar aandelenpakket tegen de uitgifteprijs van die aandelen in 1970. Zo hielp Philips opnieuw ITA én DDV. ITA kocht de aandelen van Philips in en zo werden de KNLTB, DDV en Ger Koopman, zonder daar zelf direct geldelijk aan bij te dragen, ieder voor circa 25% grootaandeelhouder. En door samen met die 75%-meerderheid op te trekken kon de realisatie van de beoogde opzet daadwerkelijk ter hand worden genomen.

Beider belang van de aandeelhouders was de leidraad, omdat het alleen door samen op te trekken mogelijk was het beoogde doel te bereiken. Dat betekende dat ieder in de opzet naast het eigen belang ook altijd dat van de ander en het gezamenlijke belang van ITA BV voor ogen moest houden en ook hield. Zo leidde deze goede constructieve samenwerking tot de realisatie van het huidige complex in 2003. Een win-win-situatie voor beiden en voor de ITA.

De grootste particuliere aandeelhouder had zich sterk gemaakt voor verkoop aan een commerciële exploitant en wenste nu uitgekocht te worden. Dat gebeurde tegen de boekwaarde en vervolgens vroeg de ander (de KNLTB) om op dezelfde condities te worden uitgekocht. Beide transacties vonden wederom plaats door inkoop van die aandelen door ITA bv. En zo kregen Koopman en DDV ieder vrijwel 50% van de aandelen in bezit. Deze twee transacties betekenden echter ook een fors hogere schuldenlast voor ITA dan in de opzet was voorzien en daardoor tot een jarenlange periode van financieel voorzichtig manoeuvreren om uiteindelijk gezonde financiële verhoudingen voor ITA te bereiken. Ik hoop van harte dat het op deze manier gezamenlijk optrekken met ieders belang en ieders continuïteit voor ogen weer wordt opgepakt. En dat zal tot een betere toekomst leiden voor beide aandeelhouders en voor de ITA.

Tot slot wil ik vier voorbeelden op sportief gebied van onze club niet onvermeld laten. Per slot van zake zijn wij een sportvereniging. 1) Internationale Jeugdkampioenschappen van Nederland werden vanaf begin 70-er jaren door DDV georganiseerd. Het was altijd een druk en zeer sterk bezet toernooi, spelers werden ondergebracht bij gastgezinnen van leden. Eén voorbeeld: op 16-jarige leeftijd speelde Mats Wilander en verloor in de finale. In zijn toespraak zei de Nederlandse winnaar dat hij volgend jaar hoopte op sterkere tegenstand. Dat volgend jaar, 1982, won zijn tegenstander Mats Wilander het herenenkel op Roland Garros. 2) Eind 80-er jaren en begin 90-er jaren was Stanley Franker hoofdtrainer bij DDV. Hij kwam letterlijk bij de bar in het Frans Otten aanwaaien en bood zich aan als trainer. De barman bracht ons met elkaar in contact en wij hadden een vacature. Met een handdruk ter plekke spraken wij af met elkaar in zee te gaan. Toen brak door zijn kwaliteiten een bloeitijd op hoog tennisniveau voor jeugd-leden van DDV aan. Velen kwamen naar onze club alleen vanwege hem en de tegenstand op niveau die zij daardoor meer kregen dan elders. Stanley werd later met veel succes bondscoach van Nederland en Oostenrijk. 3) Nationale kampioenschappen van DDV-leden, waarvan Louk Sanders de laatste was. Hij werd van 1974 tot 1981 liefst 8 maal kampioen in het heren enkel, zij het dat hij de eerste 5 jaar daarvan nog geen DDV-lid was.

Kea Bouman en Henk Timmer wonnen de bronzen medaille in de mixed bij de Olympische spelen van 1924 in Parijs en werden ook individueel enkele malen kampioen van Nederland en zijn ook lid geweest van DDV, maar pas aan het eind van hun tenniscarrière. Een verzoek aan voor mensen onder jullie die graag wat in de historie spitten: vind uit welke tenniskampioenen van Nederland lid waren van DDV. 4) DDV werd 15 maal Nederlands clubkampioen tennis. Voor het eerst in 1924 en voor het laatst in 1969. DDV bleef meespelen op het hoogste niveau tot midden jaren 80, waarvan enkele jaren zelfs met 3 teams in de hoogste twee afdelingen, maar werd nooit meer kampioen van Nederland. DDV behaalde al die 15 titels in de tijd dat toptennis bij clubs nog volledig een amateurstatus had, dus zonder enige vergoeding voor de spelers. Alleen Leimonias won vaker het kampioenschap in de hoogste klasse, namelijk 25 keer. Festina won in 1923 als eerste Amsterdamse club dit clubkampioenschap van Nederland en was daarmee DDV één jaar voor. Voor Festina bleef het bij dat ene kampioenschap, net als Feyenoord bij die ene Europacup 1 in 1970 voordat Ajax vanaf 1971 de toon zette in Europa.

Nieuws Overzicht